Historie

NAAM EN KORTE GESCHIEDENIS VAN MIDDELRODE          


De naam Middelrode

De naam Middelrode of Middelroede wordt op verschillende manieren verklaard. Mogelijk is er sprake van een ‘huis’, dat gebouwd werd te midden van bossen, waarvoor bomen gerooid werden. (De bewoners spreken van Milroj of Mirroi.) De naam wordt ook verklaard als de middelste ‘rode’ tussen Nistelrode en St.-Oedenrode gelegen. Rode of roij betekent ontginning; Middelrode is dan de middelste ontginning.

Ontstaan van Middelrode

De keuze van de vestigingsplaats voor Middelrode is waarschijnlijk gemaakt vanwege de gunstige ligging bij een rivierovergang in de Aa, (de enige in het Aa-dalgebied tot aan Veghel), die nu nog steeds ‘het Gewat’ heet. (Dit is een doorwaadbare plaats.)

Middelrode is namelijk het enige van de Maasdorpen, dat op de linkeroever van de Aa ligt. Langs de rechteroever van de Aa ligt een smalle, hoge zandrug, die zeer geschikt was voor landbouwnederzettingen. Op deze geologisch gunstig gelegen plaats is er vanaf 2.000 voor Chr. een vrij constante bewoning geweest, die bestaan heeft uit een boerenbevolking, die naast goede landbouwgronden en weilanden direct langs de Aa ook kon profiteren van visrijk water en een woud, belangrijk voor de jacht.

Belangrijke vondsten, die getuigen van rondtrekkende jagers en latere nederzettingen van landbouwers zijn: de in 1934 gevonden hertshoornen hakken, een gewei dat als hamer diende, Merovingisch en Romeins aardewerk, urnen (Zandstraat), munten (nog in 2017 in Dynamisch Beekdal van de Aa) etc.

Oude dorpskern

De doorwaadbare plaats (al rond 1200 “Gewathe” genoemd) en de latere brug (in 1304 is er al sprake van een “pontum Middelroy”) vormden een belangrijke schakel in de drukke handelsroute van België naar het land van Ravenstein.

Door schenkingen en overdracht van woeste gronden door de Graaf (en later de Hertog) van Brabant na de stichting van de stad ’s-Hertogenbosch komen er verschillende grote ontginningshoeven (vaak pachthoeven) op de hoger gelegen zandplaten in het Woud en Middelrode, zowel westelijk als oostelijk van de Aa. Enkele bekende hoeven zijn o.a.: ‘Nonnenbossche hoeve’, hoeve ‘Nuenvelt’, hoeve ‘Hontshoernick’, hoeve ‘Heijenrot’ en de ‘Gewatse hoeve’. Hierdoor gaat de ontwikkeling en opbouw van Middelrode snel. Vanaf omstreeks 1300 staat op de grens Middelrode, Heeswijk en Schijndel op de Aa de watermolen ‘Ter Steen’, die tot 1819 dienst zal doen.

In de buurt van het Middelste Gewat (bij Aabrug en brouwerij) start men in 1434 met de bouw van de Corneliskapel dankzij het geld van de stadseigenaren van pachthoeven en de kasteeltjes Seldensate en Assendelft. (Het inwonertal bedraagt dan ongeveer 200 personen.) In de dorps-schepenbank van Berlicum zijn ook de bewoners van bovengenoemde hoeven en kasteeltjes vertegenwoordigd.

Vanaf 1338 moet Middelrode niet meer de cijns (belasting) afdragen aan de Hertog van Brabant, maar aan de Heren van Helmond, terwijl de Heerlijkheid Berlicum, Middelrode en Kaathoven later in leen uitgegeven wordt. Voor een betere waterbeheersing wordt al in 1498 bij Seldensate de eerste bocht in de Aa afgesneden.

De ligging dicht bij de stad ’s-Hertogenbosch heeft Middelrode tot bloei gebracht op velerlei gebied. Maar er zijn ook negatieve invloeden, o.a. van de vaak rondtrekkende en plunderende legers. Zo moet op 23 juli 1543 de brug in Middelrode gesloopt worden om de opmars van Maarten van Rossum te stuiten.

Er hebben zich op het kruispunt van de handelsroute en de verbinding van Berlicum met Heeswijk ook ambachtslieden gevestigd (o.a. een brouwer en een herbergier).

De Corneliskapel wordt in 1648 door de Staten Generaal der Verenigde Provinciën (waartoe nu ook Middelrode behoort) in beslag genomen en doet tot 1830 dienst als schoolgebouw. Ze wordt dan door een nieuwe school vervangen.

Doordat de katholieke adel elders een onderkomen moet zoeken, raken vele bezittingen in verval. Ook de plunderende Franse legers (in 1673 hier langs de Aa gelegerd) verwoesten heel veel, terwijl de bevolking door de brandschattingen toch al financieel aan de grond zit.

In 1694 wordt er op de huidige Dreef op de hoeve ‘Overbeeke’ een slag-rosoliemolen opgericht.

Kerk-middelrode

Andere dorpskern

Al in 1703 doen de inwoners aan de Abt van Berne een verzoek om een priester te benoemen, maar pas in 1950 kan men in Middelrode naar de kerk gaan.

Langzaamaan ontwikkelt de kern Middelrode zich in de richting van de Linde, de Driezeeg en de kern Belver sluit hier op aan.

Eind 18e eeuw wijzigen de leef- en bestuurlijke omstandigheden zich heel vlug. Opnieuw is er een belegering van Engelse en Franse troepen, de verbindingsbrug over de Aa wordt in brand gestoken en vele hoeven en de kasteeltjes raken in verval.

Bij de Staatsregeling in 1798 wordt de Heerlijkheid Berlicum, Middelrode en Kaathoven de Gemeente Berlicum, Middelrode en Kaathoven. Omstreeks 1846 bestaat Middelrode uit 160 huizen, waaronder Seldensate en zijn er 1140 inwoners. De kern ligt dan geheel op de rechteroever van de Aa. Door het graven van de Zuid-Willemsvaart in 1822 en de betere handelsroute via Eindhoven valt Middelrode snel in betekenis terug. Ook diverse natuurrampen eisen hun tol. De rivier de Aa wordt in 1934 gekanaliseerd, wat desastreus blijkt te zijn voor kasteeltje ‘Seldensate’.

De veranderde dorpskern wordt door de verwoesting in de Tweede Wereldoorlog opnieuw ingericht en krijgt nu een eigen kerkgebouw.
Bestuurlijk valt Middelrode tot 1996 onder de gemeente Berlicum, maar sinds de gemeentelijke herindeling in dat jaar is Middelrode, evenals Berlicum, Den Dungen, Sint-Michielsgestel en Gemonde, gaan behoren tot de nieuwe gemeente Sint-Michielsgestel. De ca. 2.000 inwoners in 2020 wonen in ca. 800 huizen en het agrarische dorp is net als Berlicum in een forensendorp veranderd.

Inmiddels zijn eerder afgesneden meanders van de Aa, waaraan Middelrode zijn ontstaan heeft te danken, weer aangesloten en nieuwe meanders gegraven; Middelrode is een prachtig natuurgebied ‘het Dynamisch Aadal’ rijker.

NAAM EN KORTE GESCHIEDENIS VAN BERLICUM               

 
De naam Berlicum

De schrijfwijze van de naam Berlicum komt op allerlei manieren voor: Berlicem (1240), Beerlichem (1303) tot Berlchem (1453). Elke naam begint met Ber of Beer, wat mogelijk beer betekent, als eventuele naam voor een stamhoofd. Een andere verklaring luidt: ‘chem’ is een verbastering voor ‘heim’. Berlicum is dan een afleiding van Berle en Heim: de plaats, waar de Berlingers zich vestigden in de 7de of 8ste eeuw.

Oude dorpskern

Tot ongeveer 2.000 jaar v. Chr. trekken jagende nomaden rond. De hoger gelegen gebieden langs de rechteroever van de rivier de Aa vormen een geschikt vestigingsgebied en op de hoge zandrug te Middelrode beginnen de eerste landbouwnederzettingen te ontstaan. Dit is af te leiden uit talrijke bodemvondsten. Ook in Berlicum zijn er vondsten: een bronzen hielbijl, Romeins aardewerk en munten.

Hier ontstaat rond 700 op de noordelijke donk (het huidige Raadhuisplein), dichtbij de rivier de Aa en de Run, een summiere bebouwing rond een driehoekig plein. Hierop komt een offerplaats, waar rond 800, als de ‘Berlingers’ overgaan tot het katholieke geloof, een houten r.-k. kerkje wordt gebouwd. De kern breidt zich rond 900 in noordoostelijke richting uit, naar de Onderstal.

Berne en Berlicum

De Abdij van Berne te Heusden heeft in 1160 al een hoeve te Berlicum in cijnspacht van het Kapittel van Oudmunster te Utrecht, haar geschonken door de proost Jordanus.

De stichting van de stad ’s-Hertogenbosch in 1185 heeft voor Berlicum een grote betekenis (onderlinge handel). Het dorp behoort toe aan de Hertog van Brabant. De plaatselijke, adellijke landheren, reeds eerder aanwezig of door de Hertog aangesteld, hebben het gehele plaatselijke bestuur in handen. Rond 1200 wordt de houten r.-k. kerk (en vermoedelijk ook de houten behuizing van het kasteel Ter Aa), vervangen door een stenen gebouw. Op 15 juni 1240 krijgt de Abdij van Berne de pastorale zorg over Berlicum, wat tot het bisdom Luik behoorde. Deze zorg duurt tot op heden voort.

Tegen 1300 ontstaan de eerste gebouwen van het buitengoed de Wamberg.

De geestelijkheid krijgt door het stichten van parochiegemeenschappen meer invloed. Door schenkingen van veel grond aan kloosters en van een vijftal hoeven (ongeveer 160 ha groot) aan de Abdij van Berne bij Heusden neemt de macht van de kloosters sterk toe. De bewoners zelf bezitten  tot 1300 geen grond, maar zijn ondergeschikte horigen in dienst van landheer of geestelijken.

Van hertogdorp naar gemeente Berlicum

In 1300 schenkt Hertog Jan II van Brabant de grond aan de bewoners van Berlicum en Berlicum krijgt hierdoor de gemeenterechten toegekend ; een begin van een bloeiperiode tot ongeveer midden 1500, wanneer de Geldersen o.l.v. Maarten van Rossum plunderend binnenvallen. In deze bloeiperiode ontstaan uit of nabij voormalige hoeven diverse kasteeltjes of speelhuizen. Ook worden de eerste molens gesticht.

Er is inmiddels een burgerlijk gerechtelijk bestuur, de latere schepenbank. Het oudst bekende schependomszegel (een lopende bruine beer) komt voor op een oorkonde van
5 mei 1344.

De Hertog geeft aan de landheer, omdat die hem geld wil lenen, de Heerlijkheid Berlicum, Middelrode en Kaathoven in pand.

Meerdere gilden ontstaan, alleen het St.-Jorisgilde (ter verdediging van de dorps-belangen) kan standhouden.

Berlicum houdt midden 17e eeuw op een hertogdorp te zijn en behoort nu tot de Staten van Holland. De r.-k. adel verdwijnt; de Hervormden nemen hun plaats in alle openbare functies in. Het dorp is inmiddels uitgegroeid tot vele buurtschappen, waarvan de namen ook gebruikt worden om aan te duiden waar iemand woont (er zijn nog geen straatnamen). Ook hebben een groot aantal dorpsbewoners nu een familienaam.

Door de aanhoudende oorlogen, brandschattingen, verwoestingen door o.a. Franse legers en hoge lasten vervalt het dorp midden 18e eeuw tot grote armoede. Vele speelhuizen, kasteeltjes en pachthoeven komen tot verval.

Vele regeringen wisselen elkaar af, tot Berlicum in 1810 ingelijfd wordt bij Frankrijk. Na 1814 komt er een geheel nieuwe bestuurs- en eigendomsregeling (de Gemeente Berlicum ontstaat met een gemeenteraad van negen personen en een burgemeester). Handel en industrie nemen in beperkte mate toe. Invoering van het Kadaster, aanleg van goede water-, spoor- en klinkerwegen (het graven van de Zuid-

Willemsvaart in 1822), verbetering van onderwijs, de bouw van een nieuwe r.-k. kerk (1837) in de nieuwe kern Kerkwijk, het kiesrecht en allerlei nutsvoorzieningen geven de aanzet tot de ontwikkeling en emancipatie van de bevolking, waardoor Berlicum verandert van een agrarische in een forensengemeente.

Berlicum verliest na 696 jaar zijn zelfstandigheid

Op 20 december 1994 steunt de meerderheid in de Tweede Kamer het gewijzigde wetsvoorstel van staatssecretaris Van de Vondervoort. Per 1 januari 1996 gaan Berlicum (met Middelrode), Den Dungen, Sint-Michielsgestel en Gemonde op in de nieuwe gemeente Sint-Michielsgestel. Ook parochieel veranderen er zaken: in 2012 wordt de Sint-Petrus’ kerk in het centrum van Berlicum onttrokken aan de eredienst. Hoewel er geijverd wordt voor behoud van het markante gebouw, gaat in 2015 de sloopkogel door de kerk en ook de toren kan niet meer behouden worden en wordt in 2016 afgebroken. Ondertussen verrijzen er veel nieuwe huizen en appartementencomplexen, vooral in en rondom het centrum. Het dorpse karakter verandert snel. Telde de gemeente (inclusief Middelrode) in 1840 358 huizen met 2.383 inwoners, de teller (per 1 januari 2020) staat voor Berlicum en Middelrode op 4.164 huizen met 10.234 inwoners, waarvan ruim 30 % in de leeftijdscategorie van 45 tot 65 jaar.  Van de 1.108 bedrijfsvestigingen zijn er nog maar 80 bedrijven in de agrarische sector.

 

 

Riet Wesel- van Grinsven, nov. 2022